Opdrachten - Aardrijkskunde

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Cursus: endogene en exogene processen > Thema 7

Cursus: endogene en exogene processen - Thema 7 : Opdrachten


Thema 7: invloed van de mens op het landschap en het klimaat

Voordat je start met dit thema beantwoord je de introvraag en plaats je dit op het forum. Dit is om te kijken wat jouw voorkennis over dit onderwerp is.

De introvraag van dit thema is:

Heb jij invloed op het klimaat? Beschrijf dit in maximaal 5 regels.

Eindproduct
Aan het einde van dit thema gaan jullie klassikaal een debat voeren over een stelling.

Beoordeling
Je docent beoordeelt jullie inbreng tijdens de discussie. Hij kijkt naar de kwaliteiten van  jullie standpunten voor of tegen de stelling.

Eind opdracht  van de cursus: debatteren

Je gaat een klassikaal debat voeren over een onderwerp. Dit onderwerp moet aansluiten bij ‘de invloed van de mens op het klimaat’. Je bereidt het debat voor in je werkgroepje. Je bent een voor of tegenstander van een bepaalde stelling die je samen gaat bedenken. In totaal staan er twee delen voor deze opdracht gepland. Deel 1 is de voorbereiding op het debat en in deel 2 ga je het debat in de klas uitvoeren.   

A ) Voordat je met de opdracht gaat beginnen lees je eerst de tekst of kijk je het filmpje over debateren op de informatie pagina van dit thema.

B) Tijdens het debat staat ‘de invloed van de mens op het klimaat’ centraal. Op de infomatie pagina staan drie filmpjes klaar. In elk filmpje komt de invloed van de mens op de aarde en het klimaat aan bod. Je maakt met je groepje een keuze welk filmpje je gaat bestuderen. Aan de hand van de gegeven informatie uit het filmpje ga je gezamenlijk een stelling bedenken. Deze stelling moet overeen komen met het thema ‘De invloed van de mens op het klimaat’.


C) In het debat zijn er drie teams en een jury (docent)die beoordeelt wie er gewonnen heeft. De drie teams hebben ieder drie spreekbeurten, waarin ze, elkaar afwisselend, de jury en de zaal toespreken. De spreekbeurten bestaan uit een opzet- beurt, een verweerbeurt en een conclusie. Elk team bestaat uit vier a vijf personen. Het team dat de stelling verdedigt, heet de regering en bestaat uit de minister-president en de minister. Het team dat de stelling aanvalt, heet de oppositie en bestaat uit de oppositieleider en het oppositielid. Beide teams proberen de jury te overtuigen van hun gelijk.


Per spreekbeurt heeft de spreker bepaalde taken. In het volgende schema is te zien welke die zijn. Merk op dat de regering het eerst spreekt en ook de laatste spreekbeurt van het debat krijgt. Inclusief de spreektijden ziet het geheel er als volgt uit:

1. Opzetbeurt van de regering (3 minuten)

De minister-president spreekt, en:
a. poneert de stelling
b. definieert de stelling
c. geeft alle argumenten bij de stelling

2. Opzetbeurt van de oppositie (3 minuten)

De oppositieleider spreekt, en
a. valt de argumentatie en / of de definiëring van de stelling van de minister-president aan
b. voert eigen argumenten aan

3. Verweerbeurt van de regering (3 minuten)
De minister spreekt, en:
a. werkt de argumentatie van de minister-president verder uit
b. valt de weerlegging van de oppositieleider aan

4. Verweerbeurt van de oppositie (3 minuten)

Het oppositielid spreekt, en
a. weerlegt de weerlegging van de minister
b. ondersteunt de eigen argumenten van de oppositieleider

5. Conclusie van de oppositie (1 minuut)

De oppositieleider spreekt, en
a. vat het debat vanuit de visie van de oppositie samen
b. maakt duidelijk waarom de oppositie het debat heeft gewonnen

6. Conclusie van de regering (1 minuut)

De minister-president spreekt, en
a. vat het debat vanuit de visie van de regering samen
b. maakt duidelijk waarom de regering het debat heeft gewonnen




 
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu